![]() |
Nijlcruise Luxor
en Asuan |
|
|
||
|
||
|
Start Egypte | El Gouna | Hurghada | Luxor en Asuan | Sharm el Sheikh | ||
Tegen de middag kwam ik in Luxor aan. Ik was nog gekleed in een warme jas, een dikke trui, jeans en winterschoenen.
Die heb ik direct uitgetrokken. Het duurde even voordat alle mensen met bestemming het schip
"H.S. Radamis I" waren verzameld. |
|
|
Na een kort ritje kwamen we bij het schip aan, maar konden nog niet naar onze kamer. Wij, een groepje van acht personen, mochten onze koffers in de gang laten staan en gaan eten. Een uitgebreid buffet werkte erg uitnodigend. Honger had ik ook.
We hadden onze gereserveerde tafel ingenomen, waar we de rest van reis zouden genieten van het heerlijke eten. Toen we eindelijk onze kamers in konden, rende iedereen er heen om zich om te kleden in wat lichtere kleding. Ik was in de morgen met -10° uit Zürich vertrokken en hier was het +25°. "Slechts" een verschil van 35 graden. |
De gigantische zuilen waren imponerend. We leerden daar de onder- en bovenkant van de zuilen uit elkaar te houden. De bovenkant had papyrus als ijkmerk, de onderkant de lotus. Daarna reden we naar de tempel van Karnak. Deze was ook indrukwekkend. |
|
Na de bezichtiging was het nog te vroeg om naar het schip terug te
gaan, daarom werd ons aangeboden om met een koetsje een rit door de bazaars te
maken in de afgelegen straten. We namen het aanbod graag aan, alhoewel
me de prijs wel erg hoog leek. We lieten ons door de bazaars rijden waar
alles verkocht werd.
Van radio's tot bonte kleren en doeken. Kruiden,
die ook alle kleuren hadden waren er volop.
Tussen de stands zaten mannen aan een tafeltje van een waterpijp te genieten. |
|
|
|
We hadden eindelijk ook een plaats in een treintje gekregen dat ons naar boven moest rijden. Volgens mij hadden we het even vlug kunnen lopen.
Het eerste graf bezochten we met Jasir, onze gids.
Door een lange gang, waar de beide zijden van schilderingen voorzien waren, kwamen we op het eind bij een paar
sarcofagen.
Daarna konden we op eigen houtje nog twee andere graven bekijken. |
|
Zodra alle passagiers (Arabieren,
Scandinaviërs en Japanners), weer aan boord waren, konden we eindelijk weg varen.
Ik ging naar het zonnedek en ging op mijn buik op een van de bedden liggen en kon onder de reling door naar het landschap, dat in de buurt van de Nijl vruchtbaar was, kijken.
Achter het vruchtbare land was het kaal land met heuvels. |
|
|
Toen zag
ik een grijze muur voor me.
We moesten in de sluis zijn. Ik dacht dat
een grote boot nu in een kistje zat.
Het duurde niet lang voordat ik merkte dat de boot omhoog ging.
Vol
spanning zat ik naar de muur te kijken, totdat ik de rand van de oever
kon zien. We stegen steeds meer en het landschap was weer herkenbaar. |
|
De volgende morgen vroeg werden we om
vijf uur gewekt. Om zes uur stonden we zonder iets in de maag te hebben,
voor de tempel. Niemand was er om ons binnen te laten. |
|
|
In de tussentijd konden de anderen naar de boot terug gaan om te ontbijten en zich met het schip naar Assuan te laten varen. Met een razende chauffeur en
een zwaar bewapende politieman, suisde ik met mijn nieuwe gids naar het vliegveld.
Kort voor het vliegveld werd de agent uit de auto gezet.
Ik zei tegen hem dat het me liever was geweest als hij de voet van de chauffeur van het gaspedaal had gehaald, dan naar terroristen te zoeken.
|
|
In de lucht kreeg ik heerlijke warme koffie. De eerste van deze dag.
De Japanners kregen een kartonnetje met sinaasappelsap. In Abu Simbel aangekomen renden de Japanners naar de bussen die stonden te wachten.
Ik stond voor het vliegveld en wachtte totdat iemand mij zou afhalen.
Niemand was er. Toen kwam er een man op me af om te vragen op wie ik stond te wachten. Ik vertelde van welk gezelschap ik kwam en dat er iemand hier zou zijn. Hij zei dat ik met hem in de laatste bus, met de anderen, moest instappen. |
|
|
|
Ik zou mijn gids bij de ingang terug zien. Ik liep rond. Het enige leuke wat ik zag, was een vogeltje dat mooie kleuren had.
Bij de ingang vond ik mijn gids niet. Omdat er een hoop Japanners naar de parkeerplaats liepen, ging ik er ook heen. Het duurde wel even voordat ze allemaal aanwezig waren. Tenslotte stapte ik weer op de laatste bus.
|
|
|
De volgende morgen moesten we voor acht uur onze hutten verlaten. |
|
De koffers werden in de gang gezet. We konden pas
in de middag naar het vliegveld. |
|
Een stuk verder op de kade stapten
we over op een klein bootje dat naar de overkant voer. Daar lag een
eilandje dat een natuurreservaat was en planten uit de hele wereld
groeiden. Na de
wandeling gingen we weer het bootje in om naar een heuvel te varen, waar Nubiërs zouden wonen. |
|
Onderweg konden we in de verte een kamelenmarkt zien.
Het bootje legde aan. We moesten door zand dat bezaaid was met geiten en ezelkeutels, naar boven lopen. Daar stond een huisje, zoals zij dat noemen.
We werden vriendelijk uitgenodigd om binnen te komen. |
|
|
Joyce |
||
|