Homepage

Letland
Tekst: Joyce Frey
Reistijd:  juni 1995

   

 

 

Riga aan de Daugava

 
Een beetje nerveus stapte ik in het vliegtuig. ik zou een man treffen, waarmee ik al jarenlang correspondeerde.
Via de Queen fanclub hadden we elkaar gevonden. Toen wij begonnen met corresponderen, behoorde Letland nog bij
Rusland. Alvis was getrouwd en had twee kinderen.
Ik had de politieke val van het communisme met hem meebeleefd en stuurde regelmatig pakjes, die altijd aangekomen waren.
Hoewel de mensen hier voor het merendeel nog een grote armoede leefde, was er toch veel verbeterd.
Met een kloppend hart stapte ik in Riga uit het vliegtuig.
Amper had ik mijn bagage van de band gehaald, toen een man, met in de ene hand zijn jongste zoon en in de andere hand een bosje Fresia's, me tegemoet kwam. De andere zoon van zes jaar liep er naast.
De man noemde mijn naam. Ik rende naar hem toe en we begroeten elkaar alsof we oude vrienden waren, die elkaar lang niet gezien hadden. Alvis gaf me de bloemen.
Dan kwam zijn oudste zoon naar me toe.

Riga Airport

Hij gaf me een hand en zei:" Hello, how are you ? My name is Krists"

Vanaf dat moment wist ik dat ik met deze jonge bevriend was. De kleine Gusts wou in het begin niets van mij weten.
Ik zag dat de kinderen de kleren droegen die ik ze voor hun verjaardag gestuurd had. Alvis had mijn tas genomen en Krists zocht

naar mijn hand. Ik hield hem vast terwijl we naar de auto liepen, die Alvis van zijn neef had kunnen lenen.
Eerst reden we over een brede autobaan, waar amper verkeer overging.
Toen we de stad naderden, werd het anders.
Hier ging het er hectisch aan toe.  Alvis reed me naar het hotel. hij had me uitgenodigd om bij hem te logeren.
Maar ze leefden in een twee kamer woning.
Daar wilde Ik het laatste plaatsje niet wegnemen en had hem gevraagd een goedkoop hotel voor me te zoeken.
De lobby van het hotel leek een kazerne te zijn.
Ook mijn kamer was groot en had zelfs een televisie.
Later kwam Alvis me weer halen om bij hem thuis te komen eten.
Daarna praten we nog lang na.
Het was al laat toen ik weer bij het hotel aankwam. Ik probeerde te slapen maar

Riga - Piazza

dat lukte niet omdat het maar niet donker werd. De volgende dag slenterde ik de lange straat door om in het centrum te komen.
Alvis had me er voor gewaarschuwd om met de bus te gaan omdat het gevaarlijk was. De binnenstad was erg mooi. Prachtige gebouwen stonden er uit de Barok en Rococo tijd. Veel daarvan waren vervallen en aan restauratie toe. Een paar gebouwen werden al opnieuw verbouwd. Ik wandelde door achteraf straatjes maar ook door pompeuze lanen zoals ook de hoge vrijheitstatü.
De dag was vlug voorbij gegaan. Om vijf uur zou ik Alvis van de Amerikaanse ambassade afhalen waar hij als tolk werkte.
Ik was er nog maar net toen hij het gebouw uitkwam. Hij was gekleed in een zwart pak, wit hemd en stropdas, die hij vlug wegnam en in zijn broekzak stopte.
Ik had een korte broek en T-shirt aan.
Hij liet me de omgeving zien, die ik allang bewonderd had.
Aansluitend wandelden we naar de St. Petri kerk, dat ook als museum gebruikt werd.
We bekeken de schilderijen in de galerie en lieten ons met de lift  naar bovenin de toren

St. Petri kerk Riga

brengen om vandaar van het uitzicht over de stad te genieten.
Daarna wilde hij naar een concert in een andere kerk gaan, waar Bach ten gehore gebracht zou worden. Ik had er echt geen zin in en zei dat ik in korte broek niet naar een kerk kon gaan.
Alvis meende: " Als God je zulke mooie benen gegeven heeft, zal hij ze zelf ook graag eens zien."
Ik voelde me gevleid maar had toch geen zin  er heen te gaan.
Tenslotte gingen we naar de enige Ierse Pub in de stad, waar we een grote bier dronken. Onze tongen werden soepeler. Het was al laat geworden toen we naar mijn hotel terug liepen en voor de ingang afscheid namen.
De volgende dag wandelde ik weer door de stad en in de middag liep ik langs de Düna. Over de rivier waren enkele bruggen. Oude en nieuwe.
Ook bewonderde ik het busstation, waarachter op een reuze grote muur een imponerend panorama van de middeleeuwse stad geschilderd was.

Het liep weer tegen vijf uur. ik stond weer voor de Amerikaanse

schilderachtige ligging van Riga aan de Düna ( Daugava)

ambassade en wachtte op Alvis. Met de bus reden we naar zijn woning, waar hij zich snel omkleedde.
In jeans en shirt kwam hij weer tevoorschijn. We liepen naar het station in de buurt om naar het strand te rijden.
Mijn vriend scheen zich te schamen dat we de oudste trein van het land te pakken hadden. Ik vond het leuk om in zo'n rariteit te zitten. Na een paar haltes konden we er weer uit en moesten dan nog een stukje lopen om bij het strand te komen.
Daar liepen we een eind en weer terug om dan op een bankje uit te rusten.
Alvis opende zijn tasje en haalde er twee biertjes uit, die intussen warm waren geworden. Desondanks hadden we ze snel opgedronken.
Dan verdween mijn vriend opeens.
In die tijd keek ik naar de schepen die voorbij voeren en naar de meeuwen die op het strand zaten.
Ze waren allemaal met de kop naar het water gericht, alsof ze ook naar de schepen keken. Alvis riep me vanuit de verte toe. In elke hand hield hij een flesje gekoeld bier.
Uit zijn tas haalde hij een zak chips. We dronken, knabbelden en kwebbelden.

de moderne brug over de Düna

Dan gooide hij een handvol chips in de lucht waar de meeuwen gulzig naar hapten. We hadden ons plezier en werden steeds meer eigen met elkaar. Het was tijd weer op te breken en liepen naar het station.
Maar omdat we bier hadden gedronken kregen we nu "hoge nood". Op het station had Alvis een klein huisje gevonden waar hij heen rende. Toen hij er uit kwam, wilde ik naar binnen gaan. Hij waarschuwde me, dit niet te doen. Maar het moest.
Dus ging ik naar binnen. Amper was ik binnen of mijn ogen begonnen te branden.
In de duisternis kon ik drie gaten in de vloer zien. Tussen de gaten was geen wand.
Ik bukte me over een gat en dacht als er hier drie zitten, kunnen we gemoedelijk babbelen. Water om te spoelen was er niet. Intussen stonden niet alleen mijn ogen in brand maar begon het ook in mijn keel. Maar ik was verlicht. en wou mijn handen gaan wassen. Een fontein was er maar er zat geen kraan op en ook geen water.

Toen ik weer buiten kwam vroeg Alvis bezorgd of het erg was geweest.

de betere trein

 Ik barste in een lachkramp uit en stak hem ook aan met die lachbui.  Brullend van het lachen stapten we in de trein.
Mijn vriend was opgelucht dat deze trein niet zo oud was, want niet alles in Letland stamt nog uit de vorige eeuwen.

De volgende dag had Alvis vrij kunnen maken. We gingen met de kinderen  naar het etnografisch museum in de buurt van Riga. Daar was te zien hoe de boeren vroeger werkten en leefden.

De volgende de dag, de 23e Juni regende het in stromen.
Tegen avond hield het op en de nacht werd weer dag.
Een groot feest stond ons te wachten. In de avond haalde Alvis mij met zijn familie af. Hij had voor een paar dagen de auto van zijn neef weer mogen lenen. We reden de stad uit over een weg vol kuilen en gaten. In een bos, waar al veel andere auto's stonden, parkeerden we. We moesten verder lopen naar een bos vol eikenbomen. Op een open plaats stonden tafels en banken. op de tafels stonden heerlijke spijzen, waarvan zich iedereen mocht bedienen. Je kon alleen maar bier of water drinken.
De vrouwen maakten een bloemenkrans om hun hoofden op te sieren

Riga  centrum

Het zou de vrouwen voor ziektes beschermen.

oud stadsdeel van Riga

Dat gold alleen als je zelf je eigen krans gevlochten had. Hoewel de jongens me geholpen hadden met bloemen plukken, kreeg ik het niet voor elkaar om ze aan elkaar te knopen.
Vertwijfeld gooide ik de bloemen op mijn kop en hoopte dat de betovering toch een beetje zou werken. De bloemen waren in korte tijd allemaal van mijn hoofd verdwenen. De mannen liepen hier rond met zware kransen van eikenbladeren op hun hoofd.

Johanni feest even buiten Riga

 

beschermende krans

Dit privilege hadden uitsluitend de mannen met de naam Onanie.
Of een naam die daar vanaf geleid was
We troffen hier ook de Amerikaanse consul. Alvis stelde me zijn baas voor.
We babbelden een poosje en gingen dan aan tafel en bediende ons van het eten en het bier.
Vrouwen zongen en dansten in klederdracht.
Om een groot brandend vuur dansten de kinderen met veel plezier.
Het was al midden in de nacht als we terug naar de stad reden. Toch werd het niet donker.

         

Johanneskruid

Johannesbloem

De volgende morgen reden we naar het strand een stuk buiten de stad. In de tijd dat ik een zandkasteel met de jongens bouwde,
toverde Anita, de vrouw van Alvis, een heerlijk middagmaal uit de picknick mand. Het was een heerlijke dag. Laat in de middag gingen we terug naar de auto die in een bos geparkeerd stond. We stapten in en reden een stuk. Dan bleef de auto in de modder steken. Hoe meer Alvis probeerde er uit te komen, hoe meer we dieper gingen.
Omdat dit een verlaten omgeving was, bleef ons niets anders over dan naar de verharde weg te lopen om daar naar hulp te zoeken. Anita en ik probeerde auto's aan te houden. De paar die langs kwamen, reden allen verder.
Tenslotte kwam er een dampende, herrie makende Russische tractor voorbij, die op ons hulpgeroep inging. De mannen praten wat met elkaar.
De boer stapte weer op zijn wrak en reed het bos in. Daar bond hij een kabel aan de auto en trok hem naar de straat. We konden verder gaan.


De week ging vlug voorbij. Ik moest weer naar huis. De familie bracht me naar het vliegveld, waar we hartelijk afscheid namen. Zelfs de kleine Gusts had vriendschap met me gesloten. Terwijl we geen woord van elkaar konden verstaan.

Letland:

1,5 x Nederland

2,3 miljoen inwoners

 
                                                     Joyce

printversie

125.2006