Agadir
- Marrakech |
|
|
|
||
|
||
Het was in de middag, toen we een tussenlanding maakten in Marrakech. Pas tijdens de verdere vlucht zag ik de met sneeuw bedekte spitsen van het Atlasgebergte. We vlogen niet hoog over de bergen, zodat de omtrek van de toppen, dalen en kloven goed te zien waren. Kort daar na landden we in Agadir. |
|
Een
hevige wind en een grote ondergaande rode zon heten ons
welkom. Het werd al donker toen ik mijn hotel bereikte. Na het eten maakte ik de eerste ontdekkingstoer. Op de promenade flaneren bijna alleen maar Marokkanen. Er zijn veel restaurants met lifemuziek. De bewoners staan er voor en genieten van hun muziek. De dag er op bij daglicht zag ik hoe breed het fijne zandstrand is. De wind waaide nog steeds. Ik ging verder op verkenning. Ook de dag daarna stormde het nog. Ik maakte een ritje met het toeristentreintje om een andere omgeving te zien. Daarna liep ik naar het vogelpark. Behalve vogels zijn hier ook een paar andere dieren te zien. Maar het park is erg klein. |
|
|
Later
vond ik een haven met rondom appartementen die voor normale mensen niet
te betalen zijn. Veel winkels staan nog leeg.
Daarachter is de berg met de beroemde spreuk ”Vrees god en respecteer
de koning” goed te zien.
Een mooi orientatiepunt. Toch zocht ik eigenlijk de grote haven. |
|
Eindelijk kwam
de zon door en de storm ging liggen. Ik nam een bed bij het zwembad van het
hotel en deed wat de meeste vakantiegangers doen: luieren. Het werd heet. 's Morgens ging ik weer wandelen en kon zien dat het al 32 graden was. Dat beetje wind dat nog blies was erg aangenaam. Op mijn ontdekkingstocht kwam ik in een woonwijk van de inwoners hier. Een beetje kriebelig werd het wel in mijn buik. Maar niemand scheen notie van me te nemen. Dus ging ik gewoon verder. Bij een poging om een drukke straat over te steken, sprak een oudere man me aan. Hij vertelde dat hij twintig jaar in Duitsland heeft gewerkt. |
|
|
En
dat hij een broer in de buurt heeft die kruiden tegen alle ziektes
verkocht en wilde weten of het me interesseerde. Ik zei “Nee”.
Dan stelde hij voor, als ik toch wil wandelen, ik net zo goed even
bij zijn broer kan gaan kijken.
Ik liet me ontvoeren en kwam bij de winkel aan. De oude man hield
kruiden onder mijn neus. Al vlug wist ik niet meer welke geur bij welk
kruid hoorde.
De broer kwam en vroeg of ik iets wilde kopen. Ik zei weer “Nee”.
Hij schudde mijn hand en wenste me nog een prettige dag. Nu stond ik daar alleen en moest de weg terug zien te vinden wat geen probleem bleek te zijn. Ik hoefde maar de berg met het opschrift in de gaten te houden die vanaf overal te zien is. Zo kon ik mijn hotel altijd weer terugvinden. Al vlug bereikte ik de hotels en dure winkels. |
Tafraoute - Tiznit Voor de volgende dag had ik een uitstapte naar Tafraoute op de Anti-Atlas geboekt. Om zeven uur werd ik voor het hotel afgehaald. Nadat alle mede reizigers aanwezig waren konden we vertrekken. Eerst reden we door het vlakke land waar eindeloze tomatenplantages zijn. Daarna gingen we een steile weg op, de bergen in. Wie dacht hier het einde van de wereld te vinden vergist zich. Hier begint het pas. Hier boven groeien veel fruit- en notenbomen. Van de vruchten wordt spijsolie geperst. Een boom was in bezit genomen door geiten. Ze waren er in geklommen om verse bladeren te eten. Een eind verder staan amandelbomen in volle bloei. |
|
Een tijdje later komen we bij een naamloos meertje. Het is best vreemd om in deze droge woestenij, zo ver van de zee, water te vinden. |
|
We stoppen bij een klein restaurantje. De
eigenaar laat ons trots zijn tuin zien.
Daar staan mandarijn- en amandelbomen en veel groenten.
De man plukt voor ieder van ons een mandarijn af. Dit was de lekkerste mandarijn die ik ooit gegeten had. |
|
In de verte zien we veel bomen en dorpen liggen. Sommige dorpen zijn moeilijk te herkennen omdat ze dezelfde kleur als het gesteente van de bergen hebben. |
|
|
Tegen de middag
kwamen we in de plaats Tafraoute
aan. Hier gingen we eerst eten. Daarna volgde een wandeling over de markt. Verder ging het naar Tiznit. Door een vestingmuur is de stad in twee delen gedeeld. Het oude- en nieuwe stadsdeel. We wandelden door de oude stad. Hier werd flink handel gedreven. Alle soorten vruchten en groenten, wat je ook maar nodig hebt, is hier ruimschoots te koop. We moesten ook nog een zilversmid bezoeken. De stad staat bekend om zijn zilverwerken. Daarna reden we weer terug naar Agadir. |
|
Marrakech Zaterdagmorgen stond ik om zes uur al voor het hotel om de lange rit naar Marrakech te beginnen. Na twee uur hielden we pauze om de benen te strekken en andere behoeftes te doen. De weg voer over de bergen met kleine dorpjes, kale omgevingen en groene oases. Na twee uur bereikten we de stad waar eerst de een na grootste moskee van Marokko, de Koutoubia, bezocht werd. Het stamt oorspronkelijk uit de 12e eeuw. De minaret meet 77 meter hoog en is in de hele stad te zien. Druk verkeer, waar ook paarden met koetsen zich een weg moesten banen, maakten het moeilijk de straat over te steken. Verder ging het naar Place Djemaa El Fna. |
|
Een trefpunt voor verkopers, sprookjesvertellers, slangenbezweerders, muzikanten en veel meer. Onder parasols zaten muzikanten. Veel daarvan speelden op een fluit. De schrille harde tonen deden pijn in mijn oren. Met deze muziek zal ik nooit bevriend raken. Hier stond zelfs iemand met een tafeltje waarop gebruikte gebitten lagen. Ik dacht nog ”De gelukkige die hier passende tanden kan vinden”. |
|
|
Dan
liepen we in de souks. Hier worden voorwerpen uit ijzer, leer, keramiek,
stof en veel meer aangeboden. Zonder begeleider is het eenvoudig te
verdwalen.
Daarna gingen we naar een zaak voor natuurlijke geneesmiddelen. Ik
probeerde verschillende crèmes en smeerde mijn armen en benen vol. Ook liet ik me geurtjes onder de neus houden. Ik dacht:
“Intussen moet ik vreselijk stinken.”
We gingen eten. Daarmee was ik vlug klaar en liep de straat op om te zien wat daar te doen was. Het was intussen echt heet geworden. De zon brandde op mijn schedel. Later wandelden we naar het Bahiapaleis. De beschilderde cederhouten plafons zijn echte kunstwerken. Elke ruimte ziet er anders uit. Ook de buitenfaçade in het binnenhof is met houtsnijwerk versierd. |
Aansluitend kregen we weer een verkoopstop.
Deze vond ik teveel van het goede voor het korte bezoek in de stad. Een
jong paartje en ik waren weer vlug buiten.
Die jongedame vroeg of we nog iets te zien zouden krijgen. ”Dat hoop ik toch, want ik heb geen verkoopuitstapje geboekt”,
antwoorde ik. Inderdaad liepen we daarna nog naar de Jardin Menara. Een van de lievelingsplaatsen van de stadbewoners. In kleine groepjes zaten de mensen onder de olijfbomen. Sommigen maakten muziek. Anderen waren aan het picknicken en er zaten mensen samen die alleen maar met elkaar aan het babbelen waren. Veel jonge mensen liepen te flaneren in dure designkleding en met gestylde haren. |
|
|
Dichte wolken kwamen aandrijven. Het paviljoen achter het meer,
waarachter de met sneeuw bedekte Atlas te zien was, gaf een sinister
beeld.
Amper zaten we in de auto als het begon te stormen.
Het opwaaiende zand werkte als dikke mistbanken waardoor bijna niks meer
te zien was. Maar kort daarna kwam de zon weer te voorschijn. Ik had het gevoel te weinig van Marrakech gezien te hebben. Maar was toch blij dat ik hier geen week zou blijven, zoals ik eerder van plan was. Een week dit verkeer te moeten verdragen leek me toch niet leuk. |
Terug in Agadir Een andere dag werd ik om precies acht uur voor mijn hotel afgehaald om een tour naar Immouzer te maken. De bergen zijn hier weer anders dan de anderen. Hier groeien zelfs palmen. Men noemt het ook het Edendal. Weer ging het aan dorpjes voorbij. Na enige stops hadden we het doel bereikt. Een restaurant. Ik vroeg me af waar het Berberontbijt bleef toen ik een Duitse vrouw met de reisleider zag staan praten Die gebaarde me even te komen. Ze vroeg me of ik ook een ontbijt besteld had. Ik zei: “Ja, en een bezichtiging van de haven ontbreekt ook nog.” De jonge leider wist van niets, maar we kregen een soort vla met honing en een ondefinieerbaar smeersel. Daarbij een mix van groene en pepermuntthee met veel suiker, dat vreselijk zoet smaakte. |
|
|
Op de terugweg wilden we een
paar fotostops maken, omdat naar onze mening nog een hoop tijd over was. De jonge man
klaagde, dat hij de auto om twaalf uur terug moest brengen. Dat haalde hij al
niet meer.
Ik zei: "Deze tour gaat tot twee uur". De jonge was vertwijfeld en
meende dat hier van een vergissing sprake moest zijn. Die mening was ik ook
toegedaan, want ook
de berg van Agadir gingen we niet op. Na ons gebedel kregen we dan toch nog een fotostop. Ik werd kwaad en zei tegen de jongeman dat hij ons bij het kantoor moest afzetten. De anderen reizigers waren tevreden omdat ze alleen maar voor die tour in de bergen geboekt hadden. De Duitse en ik stapten uit. De baas kwam ons tegemoet. Wij vertelden wat we niet gehad hadden. De chef zei, dat de verkeerde reisleider ons had meegenomen. Dat vond ik kras: van twee verschillende hotels. Dan biechtte hij op, dat de andere auto kapot was. |
Hij wilde ons dan toch nog
op de berg brengen, wat mijn orientatieberg was, en naar de haven. Voordat hij
de auto gehaald had konden wij nog naar de openbare toiletten gaan, die altijd schoon waren.
Kort daarop kwam een luxe auto aan. Hannalore
en ik stapten in en lieten ons de berg oprijden. We kregen tijd genoeg om alles
te bekijken.
Ik ging nog een stukje hoger en vond de enige muur die de aardbeving van 1960
overleefd had.
Hoewel weer wolken opgekomen waren, kon ik
zien hoe groot Agadir was. Daarna reden we naar de haven. Daar was weinig bedrijvigheid. De chef meende: "We kunnen donderdag nog eens hierheen rijden, omdat dan de vissersboten binnen komen". Maar wij waren nu tevreden. We hadden alles gezien wat we verwacht hadden. Eerst bracht de chef Hannelore naar haar hotel en reed daarna naar de mijne. |
|
|
Voordat ik uitstapte, wilde hij me voor een drankje uitnodigen als een
tegemoetkoming voor de fout die gemaakt was.
Maar ik vond het wel genoeg zo. De volgende dag, toen ik genoeg van het luilakken aan het zwembad had, wilde ik de haven gaan zoeken en meende hem gevonden te hebben. Douanebeambten spraken nerveus met een vrachtwagenchauffeur. Niemand scheen zich voor mij te interesseren. En zo liep ik verder. Grote bedrijfsgebouwen staan daar. Aan het einde, toen ik dacht eindelijk de haven gevonden te hebben, stonden geüniformeerde marinejongens achter het hek voor de gebouwen van de marine. Ze vroegen me waarheen ik wilde gaan. Ik zei: ”Sur la mer”. Die drie aardige jongens wezen allen in een andere richting. Vertwijfeld stond ik daar en vroeg me af, wat het beste was om nu te doen. |
Het leek me het verstandigste weer naar de straat te gaan
vanwaar ik gekomen ben en het zoeken morgen voort te zetten. Weer
bij de douane aangekomen, grijnsden ze naar me en zeiden: ”Bonjour
Madam”. Ze openden het hek en lieten me er weer doorlopen.
Hier moest
een weg naar het Nobelkwartier lopen, vanwaar ik de weg naar de
promenade vinden kon. Een paar stappen verder vond ik het. De dag er op, toen de zon achter de wolken verdween en het te fris werd om aan het zwembad te liggen, deed ik nog een poging de haven te vinden. Ik wist nu dat ik bij de douane langs moest. Deze keer probeerde ik het aan de andere kant. De man hield me tegen en vroeg waarheen ik wilde. Ik vroeg of het hier naar de haven ging en of ik passeren mocht. De aardige man wees me de weg en liet me door. Ik ging naar rechts waar het weer langs grote gebouwen liep. Dan kon ik vis ruiken en dacht eindelijk mijn doel gevonden te hebben. De haven. Ik ging naar links en kon kleine bootjes herkennen. |
|
|
Daar aangekomen moest ik uitkijken niet uit te glijden over de
afgeschaafde visschubben die op de grond lagen. Voorzichtig liep ik
erover heen en kon toekijken hoe vis van een grote boot met ijsbedekt in
een vrachtwagen geladen werd. De tijd ging te vlug voorbij. Nog een paar dagen bracht ik door met luilakken aan het zwembad en lange wandelingen. Toen moest ik weer de koffer pakken. Tijdens het wachten op de bus die me naar het vliegveld moest brengen, dacht ik aan de mooie tijd die ik in een prachtig land en zijn aardige bewoners doorgebracht had. Maar één ding heeft me hier geërgerd. De toeristen die bijna naakt over straat gingen. Marokko is een moslimland. Verwachten wij niet van de buitenlanders dat ze zich aanpassen aan onze normen en waarden? |
Joyce |
||
|